Martine Coucke is in het bedrijf ACV-syndicaal afgevaardigde en was bereid haar verhaal aan ons te doen. We hebben afgesproken bij haar thuis. Martine is lid van de ondernemingsraad (OR) en stond aan de productielijnen van de keuken in dagploeg, ze maakt kant-en-klare maaltijden die diepgevroren werden en verkocht aan klanten zoals Aldi , Lidl en Delhaize.
Johan Vermeersch, de man van Martine, werkt ook bij Frima. Hij heeft in het verleden twee mandaten als vakbondsafgevaardigde achter de rug. Nu niet meer: “Ik zeg altijd ferm mijn gedacht, en dat is niet altijd goed”, aldus Johan. Johan werkte in de logistiek, de aanvoer van de grondstoffen. Hij is sinds april 2018 in ziekteverlof: zijn rug is kapot van de vele jaren met de heftruck (in het begin nog zonder deftige vering) en hij heeft last van artrose door het werken in de koelruimtes en in de diepvries bij temperaturen van -28° C.
Wat vooraf ging
Frima werd in 1947 als Belgische onderneming “les Frigorifères du Littoral” in de haven van Oostende opgericht en specialiseerde in diepvriesvis en maaltijden op basis van vis. In 1977 stelt het bedrijf 400 mensen tewerk.
In 1986 wordt het bedrijf, gevestigd in de Napoleonlaan op de Oostendse Oosteroever, verkocht aan de uit een familiebedrijf gegroeide Canadese multinational McCain. McCain telt wereldwijd 20.000 werknemers en is gespecialiseerd in diepvriesmaaltijden en -snacks. Het bedrijf heeft op een bepaald moment in zijn beide Belgische vestigingen Oostende en Grobbendonk 450 personeelsleden, vaak met vaste tewerkstelling. In Oostende waren er in 1996 bv. nog 149 contracten van onbepaalde duur.
McCain zorgde in Oostende voor de productie van buns (broodjes met vulling). In het verleden produceerden we zowel buns als pizza’s op dezelfde afdeling: de lijnen werden dan omgebouwd, zo herinneren zij zich. Dat zorgde voor veel werk: er werd in vroege en late ploeg, in het weekend en ‘s nachts gedraaid. Zij herinneren zich ook de goeie banden van ex-burgemeester Vande Lanotte met McCain. Hij ging samen met de bedrijfsleider naar Canada om het behoud van de productie van pizza’s voor McCain in Oostende te verzilveren. Jammer genoeg heeft deze reis niets opgebracht en werd de productie van pizza’s door de grote bazen van McCain in Canada stopgezet.
Dit verlies aan volumes en inkomsten werd nooit meer helemaal ingevuld door de buns en de maaltijden. McCain besliste dan ook nog om de oude fabriek te verkopen aan de multinationale bouwpromotor Burco Coast en de nieuwe fabriek op 1 november 2009 over te laten aan een Frans koppel, Abdelhaq Belhaj (van Marokkaanse origine) en Isabelle Nojac. Zij hadden plannen om bio- en halalgerechten te produceren, maar dit was geen succes: de klanten hiervoor haakten af. McCain werd onze grootste klant en we mochten verder buns blijven produceren: een snack die vooral in Frankrijk werd verkocht. Dit bleven we jaren doen tot Frima NV door verlies van contracten op de maaltijden schulden begon te maken. We belandden voor de eerste keer in een WCO[1]-procedure. Dat was in oktober 2017: we kregen bescherming tegen schuldeisers tot 16/02/2018. De rechter besliste om de zaakvoerder te helpen om zijn bedrijf weer gezond te maken met een herstelplan waarbij een deel van de schulden werden kwijtgescholden en de leveranciers enkel 20% van de totale som zou kunnen terugkrijgen over een periode van 5 jaar afbetaling die (pas) zou starten op 30/06/2019.
Johan en Martine spreken ook van een investering van McCain van 400.000 euro die ze aan Frima NV te leen gaven voor de aankoop van grondstoffen om de productie van hun eigen buns te garanderen; dat ze niet zonder product zouden raken om de winkels te vullen. Deze som werd door Frima NV nooit terugbetaald en werd ook in de WCO gestopt, met als gevolg dat McCain ook maar 20% hiervan zou krijgen. Martine en Johan stellen hier: je doet dat niet met je beste klant. Zij zijn dan ook niet verwonderd dat het vertrouwen zoek raakte, met alle gevolgen van dien: McCain besliste om hun bestaande contract stop te zetten op 31 oktober 2018. Dat was de doodsteek van de fabriek want zonder deze volumes en inkomsten wist het personeel: met de kleine contracten van de maaltijden zou het geld vlug op zijn en zouden zich opnieuw schulden opstapelen. Er was al veel jaren economische werkloosheid op de maaltijdlijnen, maar met de stopzetting van de buns was er te veel vast personeel dat moest stempelen. Dat kon zo niet blijven duren en dus werd er door Frima NV op 30/11/2018 een WCO3 aangevraagd: ze kregen bescherming tegen schuldeisers tot 25/01/2019 en een mandataris werd aangesteld om naar overnemers en partners op zoek te gaan, in de hoop dat vele werknemers hun werk konden behouden.
Het verdikt was pijnlijk: Frima NV werd failliet verklaard. Alle personeelsleden worden ontslagen, al de schulden zitten in het faillissement en er is maar 1 overnemer die interesse heeft in één maaltijdlijn en de lopende contracten met de afnemende klanten. Voor de ontslagen personeelsleden is dat nu een zoektocht naar nieuw werk.
Hoe verliepen de laatste maanden?
Volgens Johan en Martine is een ooit zo bloeiend bedrijf door onkunde en wanbeleid door de zaakvoerders in 9 jaar tijd tot een faillissement herleid. Hiervan een voorbeeld: de zaakvoerders kwamen een contract met een vliegtuigmaatschappij niet na; ze wilden uiteindelijk een prijs die 30% hoger lag dan de overeengekomen prijs, waarna ze ook die klant verloren.
Deze mensen zijn intussen toe aan hun derde faillissement, aldus Martine en Johan. De slachtoffers zijn niet alleen de personeelsleden van Frima, maar ook de kleine leveranciers kunnen soms niet rekenen op verzekeringen tegen verlies vanwege schulden en zijn hun geld kwijt. Want de eerste WCO werd vervangen door een WCO3 en zo viel het afbetalingsplan van de schulden tegenover de schuldeisers weg.
De aanvraag voor bedrijf in moeilijkheden is nooit gebeurd. Onder deze procedure hadden 20% van de personeelsleden vervroegd op SWT kunnen afvloeien. Vragen van andere fabrieken om samen met Frima als partner te produceren werden nooit serieus genomen door de directie: ze wilden niet ingaan op hun aanbod.
Wel zag de huidige baas zichzelf, vanuit Frankrijk nu als “Frima Europe”, als een kandidaat overnemer: hij zou de stekker uit Frima NV trekken en dan toch opnieuw doorstarten onder een andere naam met minder personeel, alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Het personeel had daar zeker geen oren naar, omdat niemand nog vertrouwen had in deze ondernemers. Niemand van de leveranciers wilde nog leveren als de geleverde grondstoffen niet eerst betaald werden.
De drie vakbonden ABVV, ACLVB en ACV zitten in de ondernemingsraad. Het ACV heeft de meeste zetels. Tijdens de onderhandelingen streefden de drie vakbonden er steeds naar dat in elk geval de lonen steeds werden betaald en dat de ook eindejaarspremie en het voorschot van januari 2019 werden uitbetaald. Dat was soms ten koste van grondstoffen, waar geen geld meer voor was.
De baas kwam bijna nooit op de werkvloer en omdat hij enkel Frans sprak, was het niet gemakkelijk om met hem te communiceren. Er was ook veel verloop van bedienden die na een tijd niet meer wilden samenwerken met hem en een burn-out kregen of hun ontslag namen. De ene keer zaten we zonder verkopers, dan eens zonder boekhouder en zonder veiligheidschef of aankoper: hoe kan je dan een bedrijf leiden en laten draaien zoals het hoort? Bedienden werden gepaaid om in dienst te blijven met leasingwagens die toen het nog beter ging waren aangeschaft voor verkopers die allemaal ontslag namen. Dat bracht onderlinge naijver bij de andere bedienden die dit onjuist vonden.
Wat ook jammerlijk is: dat er vele interims met dagcontracten vanaf 1 november 2018 niet meer mochten komen werken; door het wegvallen van de productie buns en omdat het vast personeel moest stempelen. Veel van die interims werkten daar al meer dan 10 jaar en kregen nooit een kans op vast contract, hoewel dit meerdere keren werd aangekaart op de ondernemingsraad. Deze mensen kunnen niet rekenen op een sluitingspremie of opzegvergoeding.
De nog resterende gronden en gebouwen hier zijn in november verkocht, weer aan de bouwpromotor Burco Coast. Die heeft nog grootse plannen met de Oosteroever en meer bepaald de Hendrik Baelskaai. De zaakvoeder van Frima NV moest verkopen omdat hij zijn schuld aan de bank van 2.500.000 euro moest terugbetalen. Hij zou voortaan een huurprijs betalen om de fabriek te mogen gebruiken. Dit gegeven is een domper voor eventuele overnemers, die ook weten dat er daar over x aantal jaren appartementen komen te staan.
De zaakvoerders wonen in Parijs en verbleven in Oostende op een luxe appartement. Zij hebben een bedrijfsvestiging in Frankrijk en twee gespecialiseerde advocaten ter beschikking die de faillissementen begeleiden.
Hoe moet het nu verder?
In de laatste voorbije maanden, toen het niet goed meer ging, zijn de mensen meer en meer onderling verdeeld geraakt. Bijvoorbeeld bij de vraag wie zal kunnen blijven werken, werd er weleens gezegd: “Als de overnemer moet kiezen, zal hij wel kiezen voor de mensen die lichamelijk het best meekunnen”. Dat te horen deed pijn bij sommigen: dat ze zich al afgeschreven voelden door hun eigen collega’s! In zulke tijden voel je heel goed het is elk voor zich en iedereen vecht voor zijn postje, aldus Johan en Martine. Nu het faillissement een feit is en iedereen zijn ontslag krijgt, kan er in elk geval niet gedaan worden aan vriendjespolitiek.
Ook de delegees moeten opletten dat ze niet verdeeld geraken. Ondanks de spanningen met de bazen, zijn er die zeggen: “Ik wil de directeur nog recht in de ogen kunnen kijken.” De vakbondseenheid binnen het bedrijf, om zo een krachtige stem te laten horen, kwam onder zware druk te staan en daar spreekt vooral Johan zijn ontgoocheling over uit.
De meer dan 100 werknemers kregen in de slotweken de raad zich in te schrijven in de VDAB en werden dan verrast met vacatures en telefoons van interimkantoren waardoor er een soort paniekreactie ontstond. Want voor velen is dit iets nieuws: voor de eerste keer na vele jaren van anciënniteit – bij sommigen meer dan 30 jaar – te moeten solliciteren voor een job. Er zullen meer zaken duidelijk worden de komende dagen daar we begeleid worden door de vakbonden en de werkloosheidsuitkeringdienst. We hebben recht op outplacement.
De 98 arbeiders en 15 bedienden staan nu op straat. Van de mensen die vast in dienst waren, is de jongste 34 jaar; 24 van hen zijn meer dan 56 jaar. Martine werkte daar bijna 37 jaar en haar man Johan bijna 42 jaar. Ze zijn te jong om op pensioen te gaan en zullen aftasten wat de toekomst brengen mag. Over 1 ding is Martine al zeker: “Ik zal niet meer in een fabriek werken en kijken voor een job totaal iets anders.”
Martine eindigt met haar gevoelens na al die jaren van werken in het bedrijf: de familieband die je voelt met je collega’s, het trieste gevoel als je je spullen definitief moet gaan ophalen, het gevoel van de deur van de ingang fabriek achter je toe te trekken wetende dat je hier niet meer zal komen. Dat geeft een heel raar gevoel: ‘t is een stuk van je leven dat je afsluit, de vragen van wat nu, wat er nog komen zal – want je hebt veel loping om je papieren in orde te maken, allemaal nieuwe ervaringen, begrijpelijk als je er soms ‘s nachts van wakker ligt.
Johan vult aan. Omdat hij al met ziekteverlof thuis was, spelen de gevoelens die Martine doormaakt bij hem niet zo erg. Hij eindigt met de woorden dat het faillissement ondanks alles ook een goede kant heeft: voor alle werknemers is de situatie nu gelijk. Er is geen reden meer om onderling verdeeld te zijn, integendeel.
[1] WCO staat voor “wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen”.