De voorbije week waren de nationale media in de ban van de Breydelstad. De benoeming van Dalilla Hermans als trajectbegeleider voor de inzending van Brugge als Europese Culturele Hoofdstad 2030 doet de gemoederen hoog oplopen. Is er zo weinig aan de hand in Brugge dat een culturele benoeming het enige is waarover we kunnen discussiëren? Wat is het belang voor de partijen die deze discussie op de spits willen drijven? Hoe zorgen we voor een Brugge op mensenmaat?
Zijn er echt geen andere problemen?
De energiecrisis, het gebrek aan betaalbaar wonen, de wachtlijsten in de zorg, de afschaffing van de bushaltes, het afbouwen van bankautomaten, de aanvallen op de Wet-Major, de loonblokkering, … Enfin, om maar te zeggen: het is niet dat de mensen in Brugge een gebrek hebben aan concrete problemen om op te lossen. Dat Brugse politici dan de keuze maken om zich met andere zaken bezig te houden, is wraakroepend. Het gaat bovendien dan nog eens over problemen die ze vaak zelf veroorzaken door besparingen van hen of hun partijen. Waar blijft het debat over waar we met Brugge naartoe willen na 2025? Partijen hebben hun mond vol over postjes hier en postjes daar (we kennen bijvoorbeeld al de namen van vier van de Brugse lijsttrekkers), maar over welk beleid we willen voeren is er nog niets gezegd.
Het zou rechts in Brugge sieren om werk te maken van de problemen die Bruggelingen elke dag mee maken, en om niet nieuwe problemen te verzinnen die vooral voor zichzelf relevant zijn.
Wie wint met dit debat?
De partijen die een breekpunt willen maken van deze benoeming, Vlaams Belang en N-VA, geven als voornaamste reden tegen de benoeming dat mevrouw Hermans te weinig een verbindend figuur zou zijn, en dat ze een ideologie zou volgen die ons fundamenteel zou verdelen. Moeten we even de geschiedenis van die partijen in Brugge erbij halen?
Neem nu bijvoorbeeld Stefaan Sintobin, fractieleider voor het VB in Brugge en Vlaams parlementslid. Sintobin nam in 2014 deel aan een VB-actie die zich verzette tegen de stakingsbeweging van eind 2014 tegen de asociale plannen van de regering-Michel en De Wever. Acties voor meer loon begrijpt hij niet, en noemt hij contraproductief voor de economie. Hij moet ook niet weten van progressieve activisten. Hij zou die het liefst preventief laten oppakken. Zelfs ManiFiesta, het feest van de solidariteit, is voor hem teveel. In 2022 pleitte hij om het festival te laten verbieden. Daarnaast vindt hij Gay Prides degoutant, steunde hij de acties van Schild en Vrienden tegen het festival Queer Was Here, zou hij het niet kunnen aanvaarden mocht de vriendin van zijn zoon een moslima zijn, en noemt hij Bert Eriksson van het VMO zijn idool.
De andere persoon die zich in het debat heeft gemengd, is Maaike De Vreese van de N-VA, sinds 2019 Vlaams Parlementslid. Zij vindt dat flexijobs in alle sectoren moeten toegelaten worden en dat mensen gestimuleerd moeten worden om meer overuren te presteren. Ze wil ook het leefloon van Oekraïense vluchtelingen schrappen en vindt dat de strijd tegen racisme in Brugge ‘te ver gaat’.
De tegenstand tegen Hermans is vooral bedoeld om een eerste stap te zetten in de tegenstand tegen iedereen die sociaal voelend of progressief is. De verbinding die N-VA en VB zouden willen van Hermans, zal zeker niet van hen komen. N-VA en VB verdelen de werkende klasse al decennia, en zijn beide niet verlegen om andersdenkenden monddood te proberen maken. Denk maar aan het Antwerpse cultuurbeleid, in handen van N-VA, dat zowel de stadsdichters als kunstenaars voor de Arenberg weerde. Beslissingen die vaak tegen de eigen cultuuradministratie genomen worden. In Brugge heeft men wel gekozen om de cultuursector en de stadsdiensten te volgen, en dat is hun recht. Niet toevallig zijn N-VA en VB ook die partijen die het minst vertellen over de concrete problemen van de Bruggelingen. Zo spreekt het VB gewoon niet over de afschaffing van de bushaltes, en is N-VA de Wet-Major liever kwijt dan rijk.